Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG7280

Datum uitspraak2008-12-17
Datum gepubliceerd2008-12-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers236662/ HA ZA 07-1739
Statusgepubliceerd


Indicatie

Aandelenlease. Eiseres is een stichting die optreedt voor dertig (koppels van) deelnemers. Ontvankelijkheid eiseres. Hoedanigheid waarin eiseres optreedt. Kwalificatie van de akte op grond waarvan eieres optreedt als overeenkomst van lastgeving (art. 7:414 BW), waarbij eiseres optreedt op eigen naam.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK UTRECHT Sector handels- en familierecht zaaknummer / rolnummer: 236662 / HA ZA 07-1739 Vonnis van 17 december 2008 in de zaak van de stichting STICHTING BEURSKLACHT, gevestigd te Zeist, eiseres, advocaat mr. B. Parmentier, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DEFAM FINANCIERINGEN B.V., gevestigd te Bunnik, gedaagde, advocaat mr. J.M. van Noort. Partijen zullen hierna Stichting Beursklacht en Defam genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 5 maart 2008 en het herstelvonnis van 2 april 2008, - het proces-verbaal van comparitie van 6 mei 2008. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. In verband met het wijzen van vonnis is de zaak verwezen van de enkelvoudige naar de meervoudige kamer van deze rechtbank. 2. De feiten 2.1. Defam is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder effectenleaseovereenkomsten. Bij de door Defam aangeboden effectenleaseovereenkomst wordt gedurende een periode van vijf jaar belegd met een door Defam verstrekte lening. Door KBW Wesselius Effectenbank N.V. - hierna KBW – worden met het geleende bedrag aandelen gekocht in vijf Nederlandse bedrijven. KBW is door een juridische fusie opgegaan in Fortis Bank Nederland (FBN). De deelnemer betaalt rente over het geleende bedrag, welke rente tot 1 januari 2001 aftrekbaar was, en ontvang jaarlijks dividend dat (eventueel) op de aandelen wordt uitgekeerd. Na afloop van de looptijd van de overeenkomst worden de aandelen verkocht en wordt de lening afgelost. Voor zover de waarde van de aandelen lager is dan het geleende bedrag ontstaat er een restschuld die door de deelnemer moet worden betaald aan Defam. 2.2. Stichting Beursklacht behartigt de belangen van dertig (koppels van) deelnemers die -al dan niet door tussenkomst van een tussenpersoon- één of meer van deze effectenleaseovereenkomsten hebben gesloten met Defam en KBW. 2.3. Tussen Stichting Beursklacht en de deelnemers zijn aktes opgemaakt en ondertekend, waarvan de inhoud -voor zover hier relevant- als volgt luidt: “AKTE VAN CESSIE (…) DE ONDERGETEKENDEN: 1. Stichting Beursklacht (…), hierna genoemd: "de Stichting" en 2. (…) hierna genoemd: "Deelnemer" NEMEN HET NAVOLGENDE IN AANMERKING A Deelnemer heeft met Defam financiering B.V. hierna genoemd "Aanbieder" de volgende overeenkomst(en) gesloten: (…) B Deelnemer wenst de Overeenkomst(en) hetzij te vernietigen, hetzij te ontbinden, hetzij schadevergoeding te eisen op basis van onrechtmatige daad, schendingen van de zorgplicht, hetzij op basis van het feit dat Aanbieder jegens Deelnemer toerekenbaar tekort geschoten is, waartoe Deelnemer de Stichting door middel van deze akte machtigt. C Deelnemer heeft uit hoofde van de bovenbedoelde vernietiging en/of ontbinding dan wel uit andere hoofde een (toekomstige) vordering op Aanbieder, hierna: "Vordering", en wenst/wensen de Vordering door middel van deze Akte van cessie ter incasso, hierna genoemd "Akte" over te dragen aan de Stichting. De omvang van de Vordering omvat onder meer aan Aanbieder betaalde bedragen op grond van de Overeenkomst(en), vermeerderd met rente en kosten, en alle daarmede samenhangende vorderingen. D Deelnemer is voornemens om, voor zover mogelijk, de nietigheid van de Overeenkomst(en) in te roepen en Aanbieder aansprakelijk te stellen voor de door Deelnemer geleden schade, mede omvattend de kosten van juridische bijstand. E Aanbieder heeft met derden soortgelijke Overeenkomsten gesloten, waarvan een aantal hun Vordering eveneens hebben overgedragen aan de Stichting op dezelfde voorwaarden, zoals vastgelegd in deze Akte, hierna genoemd: "Deelnemers", waaronder begrepen Deelnemer. F De Stichting zal namens Deelnemers de overgedragen vorderingen, trachten te incasseren. ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT: 1. Deelnemer machtigt de Stichting om namens Deelnemer de door Deelnemer met Aanbieder gesloten Overeenkomst(en) te vernietigen dan wel te ontbinden. Deelnemer cedeert en levert bij deze ter incasso de Vordering aan de Stichting, welke cessie en levering de Stichting bij deze aanvaardt. 2. Deelnemer verklaart dat de Vordering onbezwaard is, vrij van beslagen is en dat hij gerechtigd is daarover te beschikken en de Vordering aan de Stichting over te dragen. 3. Voor zover nodig worden hierbij met hetzelfde doel door Deelnemer alle overige aan de Vordering verbonden nevenrechten overgedragen aan de Stichting. 4. De Stichting zal de Vordering op eigen naam ten behoeve van Deelnemer al dan niet in rechte trachten te incasseren bij Aanbieder. 5. Deelnemer is voornemens om, voor zover mogelijk, de nietigheid, vernietiging, ontbinding, van de Overeenkomst(en) in te roepen en Aanbieder aansprakelijk te stellen voor de door Deelnemer geleden schade, mede omvattend de kosten van juridische bijstand. 6. De Stichting is gerechtigd deze cessie terstond schriftelijk mede te delen aan Aanbieder. 7. De Stichting is gerechtigd zonder ruggespraak met Deelnemer alle besluiten te nemen, welke de Stichting nuttig of nodig acht. 8. De Stichting is gerechtigd Deelnemers te raadplegen. In dat geval zal de Stichting zich richten naar de meerderheid van de uitgebrachte meningsuitingen. 9. De Stichting acht zich vrij om zonder raadpleging van Deelnemers namens Deelnemer en/of Deelnemers een schikking te treffen met Aanbieder, mits deze schikking leidt tot betaling van ten minste 70% van het totaal van aan de Stichting ter incasso gegeven Vorderingen. 10. De Stichting zal het totaalbedrag, dat zij terzake van alle overgedragen vorderingen op Aanbieder zal innen, na aftrek van alle gemaakte kosten, pro rata parte, vastgesteld aan de hand van de vorderingen die Deelnemers hebben op Aanbieder uit hoofde van de Overeenkomst(en), maar verminderd met eventueel door Deelnemer aan Aanbieder verschuldigde bedragen en van Aanbieder ontvangen bedragen, voorzover deze door Aanbieder verrekend worden met de aan de Stichting overgedragen Vordering, verdelen onder Deelnemers. 11. Deze Akte wordt beheerst door Nederlands recht en alle geschillen, die daaruit voortvloeien, worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Utrecht. 12. Deelnemer verklaart tenslotte hierbij niet eerder onder eigen naam in rechte of buiten rechte in casu de Stichting Geschillen Commissies, de Vordering heeft trachten te incasseren. 13. Mijn Vordering op Aanbieder is al hetgeen onverschuldigd betaald dan wel nader op te maken bij staat in goede justitia.” 3. Het geschil 3.1. Stichting Beursklacht vordert uitvoerbaar bij voorraad, samengevat: primair: - een verklaring voor recht dat de door de deelnemers gesloten overeenkomsten nietig of rechtsgeldig zijn vernietigd dan wel vernietiging door de rechtbank wegens strijd met de WCK en de WID; - veroordeling van Defam tot betaling van al hetgeen door de deelnemers op grond van de overeenkomsten is betaald, vermeerderd met wettelijke rente en vermeerderd met (gevolg)schade, nader op te maken bij staat en volgens de wet te vereffenen; subisidiair: -een verklaring voor recht dat de door de deelnemers gesloten overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd dan wel vernietiging van de door de deelnemers gesloten overeenkomsten door de rechtbank wegens dwaling of op grond van misbruik van omstandigheden; - veroordeling van Defam tot betaling van al hetgeen door de deelnemers op grond van de overeenkomsten is betaald, vermeerderd met wettelijke rente en vermeerderd met (gevolg)schade, nader op te maken bij staat en volgens de wet te vereffenen; meer subisidiair: -een verklaring voor recht dat de door de deelnemers gesloten overeenkomsten rechtsgeldig zijn ontbonden dan wel ontbinding van de door de deelnemers gesloten overeenkomsten door de rechtbank op grond van het feit dat Defam toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen ten opzichte van de deelnemers; -een verklaring voor recht dat Defam aansprakelijk is voor de schade en de gevolgschade die hieruit voor de deelnemers is ontstaan en dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt; -een verklaring voor recht dat de schade onder meer bestaat uit al hetgeen gedurende de looptijd van de overeenkomst door de deelnemers is betaald, te vermeerderen met wettelijke rente, waarbij de restschuld zal worden kwijtgescholden en een eventuele vordering van Defam zal worden afgewezen; -veroordeling van Defam tot betaling van deze schade, alsmede de gevolgschade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; nog meer subsidiair: -een verklaring voor recht dat Defam onrechtmatig heeft gehandeld jegens de deelnemers; -een verklaring voor recht dat Defam aansprakelijk is voor de schade en de gevolgschade die hieruit voor de deelnemers is ontstaan en dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt; -een verklaring voor recht dat de schade onder meer bestaat uit al hetgeen gedurende de looptijd van de overeenkomst door de deelnemers is betaald, te vermeerderen met wettelijke rente, waarbij de restschuld zal worden kwijtgescholden en een eventuele vordering van Defam zal worden afgewezen; -veroordeling van Defam tot betaling van deze schade, alsmede de gevolgschade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en in alle gevallen: - veroordeling van Defam om de registratie van de deelnemers bij het Bureau Krediet Registratie (BKR) binnen één week na het te wijzen vonnis ongedaan te maken, op straffe van een dwangsom; - veroordeling van Defam in de kosten van de procedure. 3.2. Defam voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Defam beroept zich primair op niet-ontvankelijkheid van Stichting Beursklacht dan wel nietigheid van de dagvaarding. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet duidelijk is in welke hoedanigheid Stichting Beursklacht optreedt. Gezien de door Stichting Beursklacht overgelegde aktes (zie hiervoor onder 2.3.; hierna te noemen: de akte) is onduidelijk of Stichting Beursklacht de deelnemers vertegenwoordigt op basis van een machtiging, of sprake is van cessie ter incasso, of dat Stichting Beursklacht eigenaar is geworden van de vorderingen van de deelnemers. Deze drie varianten lopen in de aktes volledig door elkaar, zo stelt Defam. Daarnaast wijst zij er op dat in de dagvaarding ook de term collectieve actie is gebruikt, zodat mogelijk sprake is van een vordering op grond van artikel 3:305a BW. Aan de vereisten van dat artikel is echter niet voldaan, zodat Stichting Beursklacht, indien haar vordering op artikel 3:305a BW is gegrond, niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Indien en voorzover de deelnemers Stichting Beursklacht hebben gemachtigd, ontbreken de deelnemers als procespartij in de dagvaarding en daarmee als eisers in de procedure, hetgeen volgens Defam tot gevolg heeft dat Stichting Beursklacht niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen voorzover deze betrekking hebben op individuele deelnemers. Voorts is, gezien verschillende gebreken in de akte, geen sprake van een vorderingsrecht van Stichting Beursklacht als eigenaar van de vorderingen, nu niet aan alle vereisten voor een geldige overdracht van de vorderingen is voldaan, en kan Stichting Beursklacht evenmin als gevolmachtigde ter incasso worden aangemerkt, zodat Stichting Beursklacht ook op grond hiervan niet ontvangen kan worden in haar vorderingen, aldus Defam. Voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat sprake is van cessie ter incasso, stelt Defam dat Stichting Beursklacht niet-ontvankelijk is in haar vorderingen voorzover deze zijn gegrond op wilsgebreken en op onrechtmatige daad wegens niet naleving van de zorgplicht. Defam heeft voorts aangevoerd dat sprake is van misbruik van (proces)recht door Stichting Beursklacht. Volgens Defam frustreert Stichting Beursklacht haar in haar verweermogelijkheden jegens de deelnemers en wordt zij, door de hoedanigheid waarin Stichting Beursklacht optreedt, beperkt in het instellen van een tegenvordering ten opzichte van de deelnemers die een restschuld hebben. Ook om die reden dient Stichting Beursklacht niet-ontvankelijk te worden verklaard, zo stelt Defam. 4.2. In reactie op het verweer van Defam heeft Stichting Beursklacht ter comparitie gesteld dat zij optreedt op basis van lastgeving. De akte is weliswaar wat ongelukkig geformuleerd, maar er zijn geen vorderingen overgedragen, zo heeft Stichting Beursklacht verklaard. Er is sprake van cessie ter incasso. 4.3. De rechtbank stelt voorop dat van een vordering op grond van artikel 3:305a BW geen sprake is. Naast het feit dat Stichting Beursklacht in de dagvaarding eenmaal de term collectieve actie heeft gebezigd, bestaat daarvoor geen enkele aanwijzing. 4.4. De rechtbank overweegt verder het volgende. Defam heeft terecht opgemerkt dat de akte op grond waarvan Stichting Beursklacht optreedt bij eerste lezing onduidelijk is en dat de inhoud aanknopingspunten biedt voor verschillende kwalificaties. Het komt er derhalve allereerst op aan te bezien welke kwalificatie de juiste is. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de benaming van de akte (“akte van cessie”) niet bepalend is, maar dat de akte in zijn geheel moet worden bezien en dat het gaat om de bedoelingen van de partijen bij die akte. Gezien de inhoud van de akte oordeelt de rechtbank dat de akte moet worden aangemerkt als een overeenkomst van lastgeving in de zin van artikel 7:414 BW, waarbij de lasthebber, Stichting Beursklacht, optreedt op eigen naam, hetgeen op grond van het tweede lid van artikel 7:414 BW is toegestaan. Weliswaar wordt in de akte bij herhaling besproken over het ‘overdragen van vorderingen’, maar de rechtbank gaat er van uit dat de opsteller van de akte zich de juridische lading van die term onvoldoende heeft gerealiseerd. De (overige) inhoud van de akte - en met name de artikelen F, 4 en 10 - geeft voldoende aanwijzingen voor de bedoeling van de deelnemers om Stichting Beursklacht de bevoegdheid te geven om hun (gepretendeerde) vordering op Defam op eigen naam namens hen te innen. Stichting Beursklacht heeft die bedoeling ter comparitie ook bevestigd. Gelet op die bevestiging en gelet op het feit dat Stichting Beursklacht op eigen naam procedeert, gaat de rechtbank voorbij aan de opmerking van Stichting Beursklacht ter comparitie over verkregen machtigingen. Kennelijk berust deze opmerking op een misvatting ten aanzien van de vereisten voor lastgeving ter inning van een vordering (cessie ter incasso). 4.5. Het betoog van Defam dat Stichting Beursklacht, indien geoordeeld wordt dat sprake is van cessie ter incasso, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen voorzover deze zijn gegrond op wilsgebreken en op onrechtmatige daad wegens schending van de zorgplicht, wordt gepasseerd. Dit betoog vindt geen steun in wet of recht. 4.6. Ook het verweer van Defam dat sprake is van misbruik van procesrecht door Stichting Beursklacht wordt verworpen. Het staat Stichting Beursklacht vrij om de dertig (vermeende) vorderingen die zij in opdracht van de deelnemers in rechte geldend dient te maken, bij één dagvaarding aan te brengen. Dat het Defam daardoor onmogelijk zou worden gemaakt om vrijwaringincidenten op te werpen of vorderingen in reconventie in te stellen, is onjuist. Het feit dat de in de dagvaarding opgenomen vorderingen op onderdelen onvoldoende zijn onderbouwd, nu een uiteenzetting van de persoonlijke situatie van de respectievelijke deelnemers ontbreekt, laat onverlet dat het voor Defam steeds duidelijk is geweest om welke deelnemers het ging, welke tussenpersonen bij het tot stand komen van de overeenkomsten betrokken waren en in welke gevallen sprake is van een restschuld. Desgewenst had Defam dan ook bij conclusie van antwoord de betrokken tussenpersonen in vrijwaring op kunnen roepen of een vordering in reconventie kunnen instellen. Dat zij daar om haar moverende redenen van heeft afgezien, is niet een omstandigheid die aan Stichting Beursklacht kan worden tegengeworpen. 4.7. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat Stichting Beursklacht ontvankelijk is in haar vordering. 4.8. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank voorbij aan de door Defam geuite bezwaren tegen de door de rechtbank ter comparitie voorgestelde procesregie. Daar komt bij dat Defam ook geen alternatief voorstel heeft gedaan voor een procesvoering die in haar ogen wél acceptabel zou zijn. Nu vanwege de bezwaren van Defam geen overeenstemming is bereikt over het verdere procesverloop, zal de rechtbank Stichting Beursklacht ambtshalve de gelegenheid geven om haar vorderingen te onderbouwen op na te melden wijze. 4.9. Ten aanzien van het verdere procesverloop wordt als volgt besloten. 4.9.1. Stichting Beursklacht dient ten aanzien van alle individuele vorderingen van de deelnemers afzonderlijk een akte te nemen waarin zij per individuele vordering concreet en gemotiveerd en met stukken gestaafd de in de dagvaarding gestelde grondslagen per deelnemer onderbouwt en daarbij in gaat op de persoonlijke omstandigheden van de betreffende deelnemer, zoals leeftijd, opleiding, werk, inkomen en financiële positie ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Voorts dient Stichting Beursklacht in de aktes aan te geven hoeveel effectenlease-overeenkomsten het betreft alsmede, zo concreet mogelijk, de gevorderde schade in bedragen, rekeninghoudende met eventueel genoten fiscaal voordeel en uitgekeerde dividenden. Indien sprake is van een nog niet aan Defam betaalde restschuld, dient zulks ook uit de akte te blijken. 4.9.2. Na ontvangst van de aktes van Stichting Beursklacht zal door de rechtbank de thans aanhangige zaak worden gesplitst per deelnemer en zal aan ieder van die zaken een rolnummer worden toegekend waarop griffierecht zal worden geheven. Stichting Beursklacht blijft in al die zaken eisende partij en zal dus het griffierecht per zaak dienen te voldoen. 4.9.3. Defam zal vervolgens in alle zaken gelegenheid krijgen voor een antwoordakte, eveneens op een termijn van acht weken. Ook Defam wordt verzocht in de aktes steeds in te gaan op de financiële stand van zaken, zoals bij haar bekend. 4.9.4. Nadat Defam haar antwoordaktes heeft genomen zal de rechtbank in alle zaken een comparitie van partijen gelasten met het oog op het verkrijgen van nadere informatie waar nodig en ook met het doel om een minnelijke regeling te beproeven, tenzij partijen eenstemmig de rechtbank berichten af te willen zien van het houden van een comparitie en direct vonnis willen. Een dergelijk bericht zal met redenen omkleed dienen te zijn. 4.9.5. Indien partijen voordien ten aanzien van de vordering van een individuele deelnemer een schikking bereiken, wordt hen verzocht dit onverwijld eenstemmig aan de rechtbank te berichten, aldus: - indien dit gebeurt vóórdat de zaken gesplitst zijn en dus nog geen individueel rolnummer voor die betreffende deelnemer bekend is, zal voor die zaak geen rolnummer worden aangemaakt en geen griffierecht worden geheven, maar dan moet de betreffende mededeling de rechtbank hebben bereikt voor of uiterlijk op de datum waarop de akte door Stichting Beursklacht dient te worden genomen; - indien de schikking wordt bereikt nadat splitsing heeft plaatsgevonden, zullen partijen eenstemmig op de rol om doorhaling van de zaak moeten verzoeken. 4.9.6. Vorderingen van deelnemers waartoe door Stichting Beursklacht geen nadere akte zal worden genomen op de daarvoor bepaalde datum (rekenend met de hiervoor genoemde termijn van 8 weken), zullen onder het huidige rolnummer aanhangig blijven. Deze zaken zullen op die datum op een termijn van zes weken naar de rol worden verwezen voor vonnis. 4.10. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. 5. De beslissing De rechtbank 5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 28 januari 2008 voor het nemen van aktes door Stichting Beursklacht zoals is vermeld onder 4.8.1., 5.2. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen-Coumou, mr. Ch.E. Bethlem en mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.